Uitstel uitspraak RvS; 22 miljoen ter discussie in Leidschendam
De Raad van State heeft bekend gemaakt nog geen uitspraak te doen in het Herzieningsverzoek Damplein Leidschendam. Het verzoek werd ingediend door de Stichting Behoud Damplein Leidschendam na het verkrijgen van nieuwe feiten van de Europese Commissie. Deze informatie was echter nog gebaseerd op gegevens van verleden jaar. Op 10 januari van dit jaar diende de zaak bij de Raad van State met als inzet herziening van een eerder ingenomen standpunt van de Raad van State.
De afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft meer tijd nodig voor het bestuderen van het inmiddels definitieve Besluit van de Europese Commissie. Dit inzake de kortingen op de grondprijs, de kwijtschelding van de grondexploitatie- en de kwaliteitsbijdrage met daarnaast het ontbreken van concurrentieverhoudingen, wat werd betiteld als een ongerechtvaardigde vervalsing van de mededinging.
De Raad van State heeft in alle voorgaande rechtszaken de gemeente Leidschendam – Voorburg in het gelijk gesteld. Tijdens de zitting van 10 januari leek het erop dat de Europese Commissie als gedaagde partij voor de Rechtbank stond om op het spervuur van vragen antwoord te geven. De afdeling beriep zich erop niet over de geheime documenten van de gemeente te beschikken. Van vermeende staatssteun, zoals de EC constateerde, was volgens een woordvoerder van de gemeente dus absoluut geen sprake.
Inmiddels is het Besluit van de Europese Commissie openbaar en meer dan duidelijk. De gemeente heeft tijdens alle eerdere zittingen glashard ontkend dat er sprake is van staatssteun en dat alle afspraken volledig openbaar waren. Nu echter de EC komt met de juiste feiten komt deze Corbulo affaire in een geheel ander daglicht te staan. Het waren geheime afspraken en de combinatie van Schouten – de Jong Projectontwikkeling en Rabobank dochter Bouwfonds BV kregen aanzienlijke voordelen. Eveneens werd de concurrentie buiten gesloten. In de onderhavige zaak kunnen nu ook alle verkregen vergunningen ter discussie worden gesteld.
Daarnaast blijkt thans dat er wellicht sprake is van een zo mogelijk tweede staatssteunaffaire met een garantiestelling van 22 miljoen euro vanuit de gemeente Leidschendam Voorburg naar bouwer Schouten – de Jong. Er bestaat nog steeds gerede twijfel bij de EC dat de olievlek zich niet alleen beperkt tot het Damplein-project. Het bewijs is niet geleverd dat Schouten – de Jong Bouwfonds alle bedragen, die bij aanvang van dit project verschuldigd waren, ook daadwerkelijk heeft voldaan.
Zoals al eerder geschreven is dit een bijzonder interessante casus. Niet in het minst omdat in eerste instantie een bouwvergunning in 2007 door de Raad van State nietig werd verklaard terwijl op een Artikel 19 WRO vrijstellingsvergunning werd doorgebouwd. Toen in 2011 alles was gebouwd vroeg de gemeente Leidschendam-Voorburg een reparatie bouwvergunning aan voor de afgewezen bouwvergunning uit 2007.
Natuurlijk kan men zich afvragen op welke wijze de gemeente Leidschendam-Voorburg al op voorhand geïnformeerd zou kunnen zijn over het nog in te nemen standpunt van de Raad van State. Er werd door het Leidschendamse college wel heel erg snel gehandeld.
Een bouwvergunning en vrijstellingsbesluit werd verleend en het Leidschendamse college had lak aan de uitspraak van de Raad van State. In de uitspraak zou een nieuw plan binnen een jaar overlegd moeten worden. De gemeente Leidschendam Voorburg stelde zich echter boven de wet. Burgerlijke ongehoorzaamheid van een gemeente die juist transparant en open dient te zijn in de besluitvorming om daarnaast een voorbeeldfunctie te vervullen.
Op onbegrijpelijker wijze lopen ook nu nog zaken uit 2008 die door de Rechtbank beslecht dienen te worden. Nu de Europese Commissie heeft beslist dat de financiële steunmaatregelen inzake het Damplein-project terug dienen te vloeien naar de Staatskas en er sprake is van oneerlijke concurrentieverhouding worden nog meer juridische procedures verwacht.